Selecteer een pagina

Mijn moeder had er niet zoveel mee. Net zoals mijn vader niks met vaderdag had. Die doos sigaren vond hij prima maar die had je ook op een andere dag mogen geven.
Maar gek genoeg nu, met moederdag, denk ik toch weer veel aan haar. Het is dit jaar twintig jaar geleden dat ze is overleden en je kon er bijna op wachten, op het minst geschikte moment. Mijn kinderen en ik waren net twee dagen heel ver weg op vakantie.

Dat werd met spoed een vlucht terug. Dat werd dus een heel korte vakantie op een prachtig eiland maar achteraf dankzij de verzekering nog gratis ook. Mijn moeder had dat grappig gevonden, vrees ik. Overigens had ze ons alledrie nog honderd gulden in de handen gedrukt toen we afscheid namen.
Haar foto staat hier in de kamer. Iedere keer als ik haar afstof zie ik haar ondeugende glimlach.
Haar foto maakt me niet meer verdrietig. Het is meer een lach die ze veroorzaakt. Dat had ze leuk gevonden, dat weet ik zeker.

Ze is niet zo vreselijk oud geworden. Ze werd 74. Ze sukkelde wel met haar gezondheid maar toch zagen we het niet aankomen. Dat sukkelen namen we niet zo serieus meer op den duur. Nadat pa overleden was en ze heel lang alleen was namen we dat een beetje om als aandacht vragen. Nu denk ik: nou en? Dan geef je die aandacht toch?
Tja, nu.

Maar ik moet zeggen, ze maakte het soms wel bont.
Op een dag reed ik met mijn zus en haar terug van een oogcontrole in het UMCG. Mam zat achterin en uitte haar zorgen. ‘Als ik maar niet blind wordt want het is veel erger geworden’.

Ik hoorde het maar aan want ik moest mijn aandacht bij de weg houden, het regende zo hard dat ik maar een paar meter voor me kon kijken. We reden langs het Damsterdiep en ik was de enige met zwemdiploma’s. Dat maakt je toch wel nog voorzichtiger.

Met de ruitenwissers op de hoogste snelheid hoor ik ineens van de achterbank: “Met een kip en een ei van Van der Bij ben je er bij’.

Ik vroeg me even af wat die oogdruppels met je kunnen doen maar vroeg voor de zekerheid; “Wat bedoel je daar mee mam?’

‘Dat staat op de vrachtauto voor je!’

Ik zweer het, mijn zus en ik konden het niet lezen.

Tot Appingedam aan toe wilde ze niet meer met ons praten omdat we zo moesten lachen.

Onze pogingen om uit leggen dat we ons meer zorgen maakten om onze ogen dan om de hare werden niet op prijs gesteld.

Vandaag stofte ik haar foto af en dacht weer aan dat verhaal. Ik keek naar die ondeugende glimlach. Ik ga geen kaarsje voor haar aansteken. Dat zou ze bizar hebben gevonden. Ik ga ook niet tegen haar praten want ze is er niet meer. Niet in de hemel, maar wel in onze verhalen. Daarom heb ik dit verhaal even afgestoft.